Een molen bekijk je altijd door voor het wiekenkruis te gaan staan. Je zou kunnen zeggen dat het wiekenkruis het Gezicht van de molen is. Er worden dan ook veel van deze Gezichten gefotografeerd en gepubliceerd. En nu zijn er mensen die aan het Gezicht precies weten welke molen dat is! Is het je ook opgevallen dat een molen zo tegen de wijzers van de klok in draait?
Molen de Valk is een korenmolen. Molen de Valk staat op de stadswal, hoog boven de bebouwing uitstekend, om genoeg wind te kunnen vangen. De 'biotoop' van een molen (zo'n 500 meter in omtrek van een molen) is heel belangrijk voor de goede windvang, voor het 'gaande werk', van de molen.
Hier wordt nu het ‘gaande werk’ uitgelegd. Dat gaat over het wiekenkruis, de bovenas, de vang, de koningsspil en de tandwielen die er bij horen. In onderstaande plaatjes zie je hoe het gaandewerk in elkaar zit.
Het wiekenkruis bestaat uit 2 roeden, lange stalen balken, die door de askop zijn gestoken.
Zo ontstaan er 4 wieken of in molentermen, 4 enden. Zo’n end wordt opgebouwd door een groot aantal heklatten die van achter af door de roe steken, en aan de voorzijde door windborden, die weer begrensd worden door de voorzoom. Dit is de brede witte lat die aan de voorzijde van een wiek zit. Op de heklatten worden de zeilen uitgespreid om de wind te vangen om te kunnen malen. Er zijn nogal wat verschillende typen wieksystemen. Het Montfoortse wieksysteem is het oud-Hollandsche. Om bij verschillende windkrachten toch met dezelfde snelheid de wieken te laten draaien, wordt er bij toenemende windkracht gezwicht. Dat houdt in dat delen van het uitgespannen zeil worden weg gerold, waardoor het windvangende oppervlak wordt verkleind. Op naaststaande foto zijn zelfs 2 enden leeg gelaten en op de 2 andere zijn ‘lange halven’ aangebracht. Het moet symmetrisch zijn.
De heklaten staan, vanuit de askop gezien onder een steeds kleinere hoek in de roe gestoken. Dit patroon noemt men de zeeg. Zonder dit patroon zouden de wieken zichzelf gaan afremmen als er enige vaart wordt gemaakt. De molen zou dan niet efficiënt kunnen draaien.
Het wiekenkruis zit vast aan de bovenas. Deze is in de kap te vinden. Deze as heeft 2 dragende lagers, aan de voorzijde de hals, aan de achterzijde de pen. Deze rond-gedraaide stukken gietijzer liggen op een arduinsteen en worden gesmeerd met reuzel. Vroeger, voor 1850, waren de assen van eikenhout, gingen ongeveer 30 jaar mee. Vanaf omstreeks 1850 werden de assen van gietijzer gemaakt. De as in Molen de Valk dateert van 1844, is gegoten bij NSBM Fyenoord, en is voor de ‘eeuwigheid’ .
Op de bovenas is het bovenwiel gemonteerd. Dit heeft al gauw een diameter van 3 m of meer.
Door de velg van het bovenwiel steken de kammen die de koningsspil aandrijven. Om het bovenwiel zijn een aantal kromme houtblokken aangebracht. Zij zijn onderling verbonden, en vormen zo een ring rond het bovenwiel. Deze ring zit aan één eind vast aan een dikke balk van de kap, de (rechter) voeghout, aan de andere kant (ook aan de rechter zijde) aan een platte ijzeren staaf die onderaan in een balk, de vangbalk, is gemonteerd.
Deze houtblokken vormen de rem van de molen: de vang. De molenaar kan de vang buiten op de stelling bedienen. Daarvoor steekt er een lange balk, de vangstok, achter uit de kap, vaak in kleuren geschilderd. Aan het uiteinde van de vangstok hangt een ketting met een lang dik stuk touw eraan, het vangtouw. De vangstok hangt in het gat waar hij door naar buiten steekt.
Het naar binnen stekende deel in veel korter. Op de panorama foto van de kap zie je de vangstok van rechts inkomen. Aan het uiteinde zit een ketting die onderaan met de vangbalk is verbonden, te zien op de rechter foto.
Deze rond 5 meter lange balk hangt aan de linkerzijde in de draaipunt. Op een vijftigtal centimeters vanaf het draaipunt ziet men de bevestiging van de platte ijzeren staaf. Deze balk vormt dan ook de hefboom om de molen stil te kunnen zetten (en houden!). Trekt men op de stelling aan het vangtouw de vangstok omlaag, dan gaat in de kap de punt van de vangbalk omhoog. Nu worden de vangstukken rond het bovenwiel van het bovenwiel afgeduwd, en komt het bovenwiel vrij. De molen gaat draaien. Laat men nu de vangstok omhoog gaan, dan zakt de punt van de vangbalk omlaag en worden de vangstukken om het bovenwiel getrokken. De molen gaat stilstaan. Het veilig bedienen van de vang eist veel ervaring van de molenaar.
schema van de werking van de vang Het bovenwiel drijft de vertikaal staande koningsspil aan via een rondsel. Dit is een combinatie van 2 schijven met daartussen (keiharde) houten staven, ook wel schijfloop genoemd. De koningsspil gaat door een aantal zolders naar beneden. Hij staat op de vloer van de steenzolder in een taatspot, zodat de metalen punt aan de onderzijde de spil, de taats, soepel kan draaien. |
Het aandrijfwiel voor de molenstenen is gemonteerd aan dit onderste deel. Dit tandwiel, spoorwiel genaamd, heeft een grote diameter, ongeveer 3 maal die van het rondsel op de steenspillen. Deze combinatie van tandwielen, vanaf het bovenwiel tot het steenspilrondsel, zorgt ervoor dat de molensteen bij één omwenteling van het wiekenkruis ongeveer 6 keer rondgedraaid is. Bij een molen die 60 enden loopt (1 maal per seconde komt er een end langs het molenhuis) zal het wiekenkruis 15 omwentelingen per minuut maken. De molensteen draait dan 90 omwentelingen per minuut, en bij 80 enden 120 omwentelingen!
Globaal kun je stellen dat de verhouding van de omtrekken van de in elkaar draaiende wielen de factor is die de toe- of afname van het aantal omwentelingen weergeeft. Op de onderstaande foto zie je het spoorwiel en twee rondsels. Het kleinere rondsel zal dus harder draaien dan het grotere bij hetzelfde aantal omwentelingen van het wiekenkruis.